flexiblisering-kop.jpg

Flexibilisering troef in Zomerakkoord. Werken op afroep mag niet het nieuwe normaal worden

14/09/2017 - 13u

In het Zomerakkoord van de Federale Regering tekent zich een verontrustende tendens af: die van nog meer flexibilisering. De weg die ingeslagen wordt, is er een van toenemende onzekerheid voor de werknemer en het ondermijnen van de sociale zekerheid. Aandacht voor collectieve bescherming of respect voor het sociaal overleg zijn ver te zoeken. Nu de regering het voortouw neemt in tal van sociale dossiers, komen de werknemers er bekaaid vanaf.

Hebben we als vakbond schrik voor flexibilisering of - erger nog - zien we flexibilisering als “een beknotting van onze macht”, zoals een werkgeversbron beweert? Neen. Uiteraard verzetten we ons niet tegen flexibiliteit waar die vereist is. Maar het flexibel inzetten van werknemers moet vooral goed omkaderd worden. En voor de werknemers zelf dient er iets tegenover te staan. Flexibiliteit in één richting heeft nooit gewerkt.

Het Zomerakkoord voorziet onder meer in een versoepeling van de regeling voor nachtarbeid en zondagswerk voor e-commerce.

In de logistiek is nachtwerk voor e-commerce nochtans al lang mogelijk; ook in de handel kan nachtwerk als de vertegenwoordigers van alle vakbonden in het bedrijf hun akkoord geven. Waarom dan nog een verdere uitbreiding van de nachtarbeid? Nog flexibeler werken, nog meer een verstoren van de balans werk/privéleven en een achteloos omspringen met de gezondheid van werknemers.

Tijdens een periode van 2 jaar zou nacht- en zondagswerk in een onderneming kunnen worden ingevoerd via een eenvoudige aanpassing van het arbeidsreglement. Na die 2 jaar zou het definitief kunnen worden ingevoerd via een cao of het arbeidsreglement. Hiervoor zou de goedkeuring van slechts één enkele vakbondsorganisatie volstaan. Ook met het buitenspel zetten van de vakbonden heeft deze regering klaarblijkelijk niet al te veel moeite.

Of neem de in het Zomerakkoord vooropgestelde uitbreiding van het stelsel van de flexi-jobs – de bijklusbaantjes zoals we ze kennen in de horecasector – naar sectoren als bakkerijen, (klein)handel in voedingswaren, zelfstandige kleinhandel, grote kleinhandelszaken, warenhuizen en kapperszaken. De ACLVB betreurt deze uitbreiding en waarschuwt andermaal voor het risico: flexi-jobs zijn synoniem voor een precair statuut. Ze vullen lage inkomens aan, maar zorgen nauwelijks voor bijkomende inkomsten voor de staatskas en de sociale zekerheid, waardoor ze uiteindelijk de sociale zekerheid van álle werknemers ondermijnen. Duidelijk is dat deze oproepcontracten (de werknemer komt enkel werken als de werkgever dat vraagt) de sector ontregelen en een kwalitatieve tewerkstelling met stabiele contracten zwaar onder druk zetten.

De vakbonden in gemeenschappelijk front hebben bij het Grondwettelijk Hof alvast een beroep ingediend tot vernietiging van de wetgeving inzake flexi-jobs op grond van discriminatie; uitspraak wordt nog dit najaar verwacht.

En dat is nog niet alles: beslist werd ook om de regels rond de deelname van werknemers, de zogenaamde bonus, te hervormen; werkgevers zullen vanaf volgend jaar hun werknemers een grotere winstparticipatie kunnen uitkeren dan in de huidige regelgeving, en zonder dat daaraan enig sociaal overleg hoeft vooraf te gaan; het kan gaan tot maar liefst 30% van de loonmassa. Lijkt aantrekkelijk, maar ook hier bouwt de werknemer geen sociale rechten op en draagt hij niet bij tot openbare financiën. Het is zonneklaar dat dit systeem de deur opent voor alternatieve systemen van verloning in functie van performantie en productiviteit. Om vervolgens te moeten vaststellen hoeveel werknemers bezwijken onder de arbeidsdruk?

De regering was nog inventiever om flexibilisering op maat van de werkgevers door te drukken. Het verbod op zondagswerk voor jobstudenten jonger dan 18 jaar in de kleinhandel zou worden afgeschaft.

De fiscaliteit op de bijverdiensten wordt hervormd: in de toekomst zou tot € 500 per maand onbelast mogen worden bijverdiend, opnieuw een aanfluiting van het solidariteitsprincipe dus.

Uitzendarbeid wordt mogelijk in alle sectoren en bij de overheid.

Op stapel staat eveneens een kortere opzegtermijn om nieuwe werknemers te ontslaan: de opzegtermijn gedurende de eerste 3 maanden anciënniteit wordt gehalveerd (van 2 weken naar 1 week), handig om werknemers snel in te wisselen.

Tot slot negeert deze regering de afspraak van de sociale partners om de jongerenlonen niet in te voeren en overweegt ze de opties van degressieve minimumlonen of van een verhoogde fiscale aftrek voor werkgevers die jongeren tewerkstellen. Lees: concurrentie tussen werknemers op basis van de loonkost, minder inkomsten voor de sociale zekerheid, cadeaus aan de ondernemingen.

Was dit niet de regering van wérkbaar wendbaar werk?

Kies een ACLVB-secretariaat bij u in de buurt voor de beste service ::
Of zoek uw secretariaat via de kaart