De CRB publiceerde cijfers over de loonontwikkeling in België en de buurlanden. Wat de vakbonden vreesden bij het opleggen van de loonwet in 2017 wordt nu bevestigd. Er is ruimte voor loonopslag, maar door de kunstgrepen die de regering inbouwde in de loonwet wordt die marge doelbewust weggerekend.
De euforie van regeringspartijen over de economische groei stijgt met de dag. De bedrijfswinsten lopen op tot 35 miljard in 2016 (na belastingen). Toch blijft voor de mensen die keihard werken niks over.
Voor 2016 steeg de uurloonkost in de buurlanden 0.4% sneller dan eind vorig jaar voorspeld. In België daalde deze 0.4% sneller dan voorzien. Deze daling is het gevolg van de patronale bijdrageverminderingen uit de taxshift. De nieuwe restrictieve loonwet verbiedt evenwel om hier rekening mee te houden. Die wordt letterlijk “onzichtbaar” gemaakt. Hierdoor “zien” we dus slechts een kleine daling van de Belgische uurloonkost met 0.1% in 2016. Een herberekening van de evolutie van de uurloonkost in Frankrijk doet de rest.
Samen zorgt dit alles voor een lichte loonhandicap van 0.6% in 2016. Deze gemanipuleerde “officiële loonkosthandicap” vermindert in 2017 tot 0.3% maar eindigt weer op 0.6% in 2018. De sjoemelsoftware in de nieuwe loonwet doet zijn werk.
Maar wat als we de werkelijke uurloonkostevolutie nemen en dus wél eerlijk rekening houden met de patronale tax shift? Dan blijkt de loonhandicap in 2016 uitgewist. Dan evolueren we in 2018 zelfs naar een loonkostvoorsprong van 1%. En wat als we rekening houden met de 4,1 miljard loonsubsidies voor de profitsectoren van de privésector? Die liggen in België beduidend hoger dan in de buurlanden. Dan vergroot onze loonkostvoorsprong in 2018 zelfs tot 2.9 %.
De concurrentiekracht van België hangt trouwens niet alleen af van de loonkost. De energiekost, de geringe prijsconcurrentie voor diensten zoals telecom, accountancy of consultancy, de mobiliteitssituatie en politieke stabiliteit zijn even cruciaal. Maar daar heeft de regering veel minder oog voor.
Naast het loonkloofprobleem, behandelt het technisch rapport van de CRB een reeks andere problemen die niet kunnen worden genegeerd:
- De grote maatschappelijke uitdagingen (globalisering, technologische transformatie, schaarste van natuurlijke rijkdommen, klimaatveranderingen, vergrijzing…) leiden tot transities.
- Die transities hebben een impact op ons economisch weefsel, de tewerkstelling, op ongelijkheden. We moeten erover waken dat die transities een opportuniteit zijn voor iedereen en welvaart voor iedereen creëren.
- Hoge welvaart vereist een grote sociale cohesie. Determinanten in die sociale cohesie zijn: deelname aan de arbeidsmarkt (non-discriminatie); zekerheid op die arbeidsmarkt (niet enkel creatie van jobs, maar ook kwaliteit van de jobs); effectieve sociale bescherming; toegang tot basisdiensten; toegang tot kwalitatief onderwijs en vorming
-
Het welvaartsniveau wordt daarnaast bepaald door:
- De mate waarin rijkdom wordt gecreëerd en hoe ze wordt herverdeeld
- Een duurzaam milieubeleid
- Gezonde overheidsfinanciën en een handelsbalans in evenwicht
-
De vier elementen (sociale cohesie, creatie van rijkdom, financiële houdbaarheid, en duurzaam milieubeleid) hangen onderling samen. Het ene beïnvloedt het andere: zo mag competitiviteit nooit los gezien worden van de effecten op de sociale cohesie en ongelijkheden.
Vaststellingen
- Qua ongelijkheden doen we het globaal niet slecht, maar er zijn vooral ongelijkheden tussen de allerlaagste inkomens/vermogens en de mediaan. Het gevolg hiervan is een groot risico op armoede in de lagere inkomensklassen. De vraag die we ons kunnen stellen: hoe adequaat zijn onze uitkeringen? Daarnaast blijkt dat de vermogensongelijkheid in België nog beduidend groter is dan de inkomensongelijkheid. Een eerlijker fiscaal systeem is dan ook noodzakelijk.
-
Onze werkgelegenheidsgraad is laag in vergelijking met onze buurlanden en ongelijk verdeeld: vooral kansengroepen blijven achter. De oorzaken?
- Opleiding en vorming: ons onderwijs is een motor van ongelijkheden geworden in plaats van ongelijkheden te verminderen! Qua levenslang leren liggen we ver beneden het gemiddelde van de EU. Geen grote vooruitgang qua opleidingsinspanningen op bedrijfsniveau.
- Stijging deeltijdse of tijdelijke arbeidsovereenkomsten zorgen voor grotere werkonzekerheid bij jongeren en laaggeschoolden.
- Onze productiviteitsgroei stagneert. Hier zijn dringend inspanningen – ook door de overheid - nodig. De sociale gesprekspartners onderzoeken verder welke determinanten hierin cruciaal zijn, maar komen tot de vaststelling dat vorming, overheidsinvesteringen, dynamisch ondernemerschap en zware inspanningen op vlak van innovatie nodig zijn.
- De houdbaarheid van onze overheidsfinanciën: verslechtering ten opzichte van vorig jaar. Hervormingen op de arbeidsmarkt en in de fiscaliteit moeten bovendien in een budgettair neutraal kader gebeuren, wat niet het geval is bij deze regering met onder andere de taxshift.
- Investeringen: de overheidsinvesteringen zijn beneden alle peil. België bengelt op de voorlaatste plaats in de EU. Ze zijn absoluut noodzakelijk om onze competitiviteit, welvaart, economische groei te versterken en een ecologische transitie te dragen.
-
Mobiliteit: mobiliteitsproblemen hebben een hoge economische kostprijs en moeten opnieuw omwille van de vier domeinen (sociale cohesie, welvaartscreatie, ecologie, financiële houdbaarheid) dringend aangepakt worden. Hiervoor is een federale visie nodig, met een centrale plaats voor spoorvervoer én een mobiliteitsbudget waarover de sociale partners al een akkoord sloten.
Bij wijze van conclusie
De regering kiest doelbewust voor het hard insnoeren van vrije collectieve loononderhandelingen. Dat steekt schril af bij haar propaganda voor de principes van de vrije markt op andere domeinen. Die vrijheid wil ze evenwel niet voor de koopkracht van de werknemers. De negatieve gevolgen van de hervorming van de loonwet zijn duidelijk: de regering kiest voor een herverdeling van werknemers naar bedrijven. In het kader van interprofessionele onderhandelingen die aan het einde van dit jaar beginnen, zullen we een aanpassing van de wet eisen. Werknemers zullen hun legitieme aandeel van de toegevoegde waarde opeisen. We zullen ook eisen dat alle elementen uit het rapport in aanmerking worden genomen met betrekking tot de concurrentiepositie van bedrijven.