Eén van de maatregelen uit de arbeidsdeal betrof de mogelijkheid om vanaf 1 januari 2019 een aanpassing door te voeren door een ‘individueel recht’ op een zachte landingsbaan in te voeren.
Het huidige systeem van zachte landingsbanen, in voege sinds 1 januari 2018, komt erop neer dat oudere werknemers een rsz-vrije vergoeding in het kader van een werkgelegenheidsplan voor oudere werknemers (cao 104) konden bekomen indien zij de overstap naar een lichtere functie (met loonverlies – vanaf 58) maakten of zij van een voltijdse naar (minstens) een 4/5 tewerkstelling overstapten (vanaf 60 jaar). Deze vergoeding, die maximum het geleden loonverlies kan dekken, moest via een cao (sector of onderneming) of via een aanpassing van het arbeidsreglement worden ingevoerd.
De regering wou de invoering nu ook via een individuele overeenkomst tussen werknemer en werkgever mogelijk maken. Volgens hen was de huidige procedure administratief ‘te zwaar’ en ‘te complex’.
De sociale partners binnen de NAR hebben zich echter unaniem negatief uitgesproken over deze verdere ‘individualisering’ van deze zachte landingsbanen. Ten eerste stelden zij vast dat er tot op vandaag slechts 3 sectoren (PC 111 (metaal arbeiders), PC 209 (metaal bedienden) en PC 149.04 (metaalhandel arbeiders)) dergelijke cao hebben afgesloten en er slechts 7 personen in dit systeem zijn gestapt. Niet geheel onlogisch, te weten dat de maatregel pas in voege is getreden nadat de meeste tweejaarlijkse sector- en bedrijfsonderhandelingen reeds achter de rug waren. Ten tweede vinden de sociale partners binnen de NAR dat de gevolgen van een activerend eindeloopbaandebat op deze manier al te gemakkelijk worden afgeschoven naar het individuele niveau: enerzijds bij de individuele werknemer die geen pensioengelijkstelling verkrijgt voor deze compenserende vergoeding en anderzijds bij de individuele werkgever of het Fonds voor Bestaanszekerheid die deze toeslag dienen te betalen. Een derde gemeenschappelijke bezorgdheid ging over de contradictie met de decava-regelingen waarop socialezekerheidsbijdragen verschuldigd zijn, terwijl dit instrument net een vrijstelling van rsz-bijdragen voorziet.
Om deze redenen vragen de sociale partners aan de regering in hoofdorde om deze maatregel uit de Arbeidsdeal niet blindelings uit te voeren maar te wachten tot het sectoraal- en bedrijfsoverleg alle kansen heeft gekregen om dit te bespreken in de komende jaren (2019-2020). Daarnaast dient ook de impact van deze maatregel, zowel budgettair als in termen van loopbaanverlenging, grondig geëvalueerd te worden.