Begrotingscontrole en Plan-Peeters: samenvatting

Op deze pagina:

    Begrotingscontrole

    Jaarlijks (in oktober) bestudeert de regering haar financiën, en maakt zij een begroting op, rekening houdende met verschillende elementen:

    • De strenge voorwaarden opgelegd door Europa, waardoor het begrotingstekort niet groter mag zijn dan 3 %;
    • De nood aan het gezonder maken van de overheidsfinanciën, dus het begrotingstekort moet stelselmatig afgebouwd worden;
    • Het bereiken van haar doelstelling op middellange termijn, zijnde een structureel begrotingsevenwicht tegen 2018;
    • Het financieel inplannen van het beleid zoals uitgestippeld in het regeerakkoord.

    Een begroting is structureel in evenwicht wanneer er structureel geen tekort meer is en het begrotingssaldo dus 0 % bedraagt. Structureel betekent dat éénmalige maatregelen en de invloed van economische groei buiten beschouwing worden gelaten.

    Om zeker te zijn dat de begroting op de koers blijft die in oktober wordt vastgelegd, wordt er in de maand maart een begrotingscontrole uitgevoerd. In de praktijk brengt dit quasi altijd nieuwe besparingen en belastingen met zich mee, omdat de inkomsten uit besparingen en nieuwe belastingen meestal overschat worden.

    Daarenboven moet België in het kader van het Europees Semester jaarlijks in april haar Nationaal Hervormingsprogramma en Stabiliteitsprogramma voorleggen aan de Europese Commissie. In het Nationaal Hervormingsprogramma wordt toegelicht welke maatregelen worden genomen om de aanbevelingen op vlak van arbeidsmarkt, pensioenen en dergelijke meer te respecteren, in het Stabiliteitsprogramma wordt toegelicht hoe België zal voldoen aan de Europese begrotingsvereisten. In juni maakt de Europese Commissie op basis hiervan dan nieuwe aanbevelingen.

    Uit deze controle is gebleken dat er nog bijkomende financiële inspanningen geleverd moeten worden. In totaal moest de regering op zoek naar 2,2 miljard euro, maar dit bedrag werd reeds verminderd aan de hand van boekhoudkundige correcties (bv. een hogere schatting van de inkomsten uit de notionele intrestaftrek) én het niet in rekening brengen van bepaalde bijkomende uitgaven aan veiligheid en asiel, waardoor de regering nog ‘slechts’ 1,6 miljard euro moest vinden.
     

    Maatregelen

    Uitgaven verminderen

    De federale overheid zal voor 360 miljoen euro besparen in de publieke dienstverlening. Hierbij moet elke overheidsdienst het met 1 % minder doen. Een redesign van de overheid moet nog eens 100 miljoen euro opleveren.

    Daarnaast wordt er in 2016 voor 454 miljoen euro bespaard op sociale uitgaven, zoals bijvoorbeeld:

    • Op ambtenarenpensioenen (bv. het schrappen van het meetellen van studiejaren als gewerkte jaren voor de berekening van het pensioen, aanpassingen ziekte-pensioen, etc.);
    • Op de toekenning van invaliditeitsuitkeringen (bv. bijkomende gerichte controles en responsabilisering van werkgevers en werknemers);
    • Door extra middelen te genereren via de strijd tegen sociale fraude en sociale dumping (bv. sociale flitscontroles in fraudegevoelige sectoren zoals de bouw en horeca en controle op het misbruik van fictieve adressen voor de gerechtigden van sociale prestaties);
    • Door strengere regelgeving met betrekking tot (tijdelijke) werkloosheid en strengere controle op het gebruik van tijdskrediet;

    Inkomsten verhogen

    Vervolgens heeft de regering beslist om haar fiscale inkomsten te verhogen met 569 miljoen euro door middel van belastingen:

    • Hogere accijnzen op tabak en diesel worden sneller ingevoerd;
    • Invoering van de karaattaks (door deze maatregel zal de diamantsector geen vennootschapsbelasting meer moeten betalen, maar kunnen zij genieten van een beperkte belasting van 0,55% op hun omzet) en hogere bankentaks (hoe de bankentaks zal worden berekend, is vandaag nog niet nader gespecifieerd);
    • Nieuwe reglementering die zorgt voor meer investeringen in vastgoed en infrastructuur, en dus meer belastinginkomsten uit deze activiteiten;
    • Oprichting werkgroep tot onderzoek naar belastingontwijking in het kader van de Panama Papers.

    Andere maatregelen die extra inkomsten/minder uitgaven geven

    • Er zal een nieuwe belasting ingevoerd worden op kansspelen: 39 miljoen euro;
    • Dividenden van staatsbank Belfius en de Nationale Bank van België zullen meer dan verwacht opleveren: 109,7 miljoen euro;
    • Er wordt verwacht 80 miljoen euro minder intrestlasten op de staatsschuld te moeten betalen, door de aanhoudende lage rentevoet op staatsobligaties;
    • Er wordt een nieuw fiscaal kader uitgewerkt voor spelers in de deeleconomie, zoals Uber en Airbnb: 20 miljoen euro.

    Plan Peeters

    Het plan van minister van Werk Peeters betreft een verregaande flexibilisering van het arbeidsrecht. Dit plan bevat enerzijds een reeks algemene maatregelen die onmiddellijk in werking zouden treden in de ondernemingen vanaf 2017, en dus automatisch van toepassing zullen zijn voor alle werknemers. Daarnaast bevat het plan ‘een menu’ aan specifieke maatregelen, waaruit de sectoren en/of de bedrijven, mits onderhandeling, één of meerdere kunnen kiezen en activeren. Vooraleer het wetsontwerp over deze maatregelen wordt voorgelegd aan de Ministerraad (gepland voor juli 2016), zou dit plan overlegd worden met de Groep van 10.
     

    Algemene maatregelen

    Flexibelere arbeidsduurgrenzen

    Voor alle duidelijkheid: de 38-uren werkweek zou niet worden afgeschaft. Het plan Peeters betekent dat het gemiddelde van 38 uren per week automatisch per jaar zou worden berekend. Tot nu toe werd dit al per trimester berekend. Het principe van de annualisering bestond echter al in enkele sectoren en bedrijven en zou nu voor iedereen de algemene regeling worden. Op die manier zouden er in bepaalde ‘piekperiodes’ meer arbeidsuren gepresteerd kunnen worden, om deze in andere periodes van het jaar te laten recupereren. De interne grens (= uurgrens tot waar een werknemer overuren kan maken zonder dat er verplicht inhaalrust moet toegekend worden), zou op minimaal 143 uren komen te liggen. Tot voorheen kon dit, afhankelijk van de sector (of het bedrijf), 78, 91, 130 of 143 uren (maximum) bedragen. De maximale dag- en weekgrenzen (9u – 45u), alsook de regels inzake het overloon, zouden ongewijzigd blijven.

    Bijkomend stelsel van overuren

    Naast alle bestaande stelsels van overuren, kent het plan Peeters aan elke werknemer de mogelijkheid toe om 100 overuren extra per jaar te presteren die niet ingehaald zouden moeten worden. De werknemer zou deze overuren kunnen laten uitbetalen, inhalen of op zijn loopbaanspaarrekening zetten. De dag – en weekprestaties zouden worden beperkt tot 11 uur en 50 uur. De sector zou dit extra krediet van 100 overuren kunnen optrekken tot 360u.

    Omvorming opleidingsinspanningen

    Het plan Peeters omvat dat de huidige norm van 1,9% van de loonmassa (om te investeren in opleidingen) zou worden omgezet in een interprofessionele doelstelling van gemiddeld 5 dagen per voltijds equivalent per jaar. Deze omzetting zou kunnen ingevuld worden via een algemeen verbindend verklaarde sectorale cao, of via het voorzien van een individuele vormingsrekening per werknemer, waarbij telkens vertrokken wordt van de bestaande inspanningen.

    Er zou ook een suppletief regime voorzien worden (wanneer sectoren of ondernemingen bovenstaande invulling niet doorvoeren) dat voor de periode 2017-2018 zou bestaan uit 2 dagen individueel vormingsrecht, berekend per voltijds equivalent. Voor kleine ondernemingen (onder 20 werknemers) zou een apart stelsel voorzien worden. KMO’s met minder dan 10 werknemers zouden volledig vrijgesteld worden.

    Wettelijk kader telewerk

    In heel wat bedrijven bestaat voor de werknemers nu reeds de mogelijkheid om op occasionele basis van thuis uit te werken, zonder dat hiervoor een wettelijk kader bestaat. Het plan Peeters wil dit veranderen, en aldus het toelaten van het occasioneel telewerk en de rechten van de werknemers in wetgeving verankeren.
     

    Maatregelen die geactiveerd kunnen worden door de sectoren

    Het plan Peeters bevat een waslijst aan maatregelen waarover de sectoren (en bedrijven) vanaf 2017 zouden kunnen onderhandelen en eventueel activeren. Heel veel maatregelen zijn voorlopig nog vaag omschreven, het is wachten op meer concrete informatie om de exacte draagwijdte te kunnen inschatten.

    Wendbaar werk

    De sectoren, en in tweede instantie de ondernemingen, zouden kunnen kiezen voor een globale hervorming van de arbeidsduur. Dit betekent het invoeren van bijkomende nieuwe afwijkingen inzake arbeidsduurgrenzen (naast de algemene wijziging: zie hierboven) tot eventueel het verlengen van de referteperiode van 1 jaar tot maximum 6 jaar (plus-minus conto), voor het berekenen van de gemiddelde arbeidsduur. Dit zou voor een (nog te voorzien) aantal omschreven activiteiten mogelijk zijn.

    Het plan Peeters zou ook voorzien in de mogelijkheid om uitzendovereenkomsten voor onbepaalde duur af te sluiten (er zou een loongarantie voorzien worden tussen de opdrachten, en er zou niet van economische werkloosheid gebruikt gemaakt mogen worden).
    Het stelsel van de werkgeversgroepering (dat nu in een testfase zit) zou verder uitgewerkt en uitgerold worden.
    Tot slot zou er ook gesleuteld worden aan het bestaande wetsontwerp inzake de vereenvoudiging van de deeltijdse arbeid (bv. kortere verwittigingstermijnen voor variabele uurroosters).

    Werkbaar werk

    Het plan Peeters bevat tot slot ook 4 maatregelen die de werknemers meer flexibiliteit zou moeten geven bij de combinatie van hun werk- en privéleven. Ook hier zouden de sectoren (en bedrijven) over kunnen onderhandelen vanaf 2017.

    • Loopbaansparen: het opsparen van vakantie of overuren op sector- of bedrijfsvlak;
    • Aanpassing verlofstelstels (geen bijkomende info hierover) + uitbreiding recht op tijdskrediet met motief zorg (+3m) en thematisch verlof palliatieve zorgen (+1m);
    • Wettelijk kader voor glijdende uurroosters;
    • Schenking van verlofdagen aan collega’s die zwaar zieke kinderen opvangen

    Varia

    Tijdens de Ministerraad van 22 april 2016 kwamen bovendien nog twee belangrijke zaken aan het licht:

    • Proefperiode: De Minister van Werk gaat aan de sociale partners vragen om de afschaffing van de proefperiode te evalueren (Wet Eenheidsstatuut) en desgevallend alternatieve voorstellen ter bevordering van de werkgelegenheid te formuleren. De Minister verwacht een antwoord voor 30 september 2016.
    • Vermindering aantal paritaire comités: er zal een brief worden gestuurd naar de Voorzitters van de paritaire comités met de vraag om een plan van aanpak op te stellen met de sociale partners van elke sector. Hierbij zou gestart worden met de hervorming van de paritaire comités arbeiders en bedienden van dezelfde sector.
    Kies een ACLVB-secretariaat bij u in de buurt voor de beste service ::
    Of zoek uw secretariaat via de kaart