In de nacht van 25 op 26 februari hebben vakbonden en werkgeversorganisaties in de Groep van 10 een ontwerp van interprofessioneel akkoord bereikt voor de periode 2019-2020.
Het ontwerpakkoord voorziet onder meer een stijging van de lonen met maximaal 1,1% bovenop de index. Deze maximaal beschikbare marge - te concretiseren op sectoraal en/of ondernemingsniveau - zal maximaal rekening moeten houden met de specifieke economische situatie van de sectoren/of het bedrijf, het behoud en de creatie van de tewerkstelling en de concurrentiekracht.
Ook de minimumlonen worden opgetrokken, met 1,1% op 1 juli 2019. De sociale partners willen erover waken dat nadien het gewaarborgd minimuminkomen substantieel verhoogd wordt. Ter voorbereiding zullen ze eerst in een werkgroep de legale, fiscale en parafiscale elementen in rekening brengen.
Verder stijgt de werkgeverstussenkomst vanaf 1 juli 2019 in abonnementen voor openbaar vervoer van 64 naar 70 procent. Vanaf 1 juli 2020 zal dat ook gelden voor werknemers die op minder dan 5 kilometer van het werk wonen.
Omtrent de leeftijd voor SWT werd het volgende overlegd:
- zware beroepen: 59 jaar tot 30.06.2021 en 60 jaar vanaf 1.07.2021
- lange loopbaan: 59 jaar tot 31.12.2020 en 60 jaar vanaf 1.01.2021
- bedrijven in moeilijkheden en in herstructurering: optrekking naar 58 jaar tot 30.12.2019, 59 jaar tot 30.12.2020 en 60 jaar vanaf 31.12.2020
Landingsbanen in de 4/5-regeling blijven mogelijk tot 55 jaar voor sommige uitzonderingsregimes. In de halftijdse regeling kunnen die landingsbanen vanaf 57 jaar.
Er werd ook overeengekomen dat meer vrijwillige overuren mogen worden gepresteerd, namelijk 120 uren per jaar in plaats van 100 uren nu.
Tot slot hebben de sociale partners ook een voorstel uitgewerkt tot invulling van de beschikbare welvaartsenveloppe voor 2019 en 2020.
Binnen een té strikt wettelijk kader hebben we er het maximum uitgehaald. De ACLVB zal dit voorstel nu verdedigen aan haar achterban tijdens een nationaal comité op dinsdag 26 maart.