Nu de onderhandelingen tussen de sociale partners voor een nieuw interprofessioneel akkoord in het slop zitten, wil de ACLVB een reeks constructieve oplossingen aandragen. Meer loonsverhoging dan wettelijk voorzien, moet mogelijk zijn.
Grootste twistpunt in het interprofessioneel overleg is de maximaal beschikbare loonmarge, die sinds de hervorming van de wet van 1996 (in 2016) anders wordt berekend, met meer ingebouwde marges en correcties, waardoor de lonen minder snel kunnen stijgen dan vroeger. Volgens het vroegere systeem zou voor 2019 en 2020 een loonsverhoging van 1,8 procent mogelijk zijn, of het verschil tussen de verwachte loonstijgingen in de buurlanden en de verwachte indexeringen in ons land. Door de sinds 1996 opgebouwde loonkostenhandicap en een veiligheidsmarge die van dat cijfer moeten worden afgetrokken, bedraagt de marge echter slechts 0,8 procent, aldus het technisch verslag van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven.
De Liberale Vakbond dringt erop aan dat de verstrengde loonkostenwet zou worden teruggeschroefd. Maar omdat zoiets niet meer in deze legislatuur zal gebeuren, stelt de ACLVB voor dat de werkgevers en de overheid de ingebouwde veiligheidsmarge van 0,5 procent laten vallen. Er wordt reeds gebruikgemaakt van gemiddelde cijfers die afkomstig zijn van vier verschillende instellingen, dus die brengen al de nodige voorzichtigheid met zich mee. Door geen veiligheidsmarge op te leggen, kunnen de lonen in 2019 en 2020 met 1,3 procent stijgen, wat het absolute minimum is in de huidige context van degelijke economische groei en vooral hoge bedrijfswinsten.
Verder vraagt de Liberale Vakbond een automatische indexering van de maaltijdcheques. Dat is volkomen logisch, want voeding werd de jongste jaren 8 procent duurder, terwijl werknemers niet meer maaltijdcheques ontvangen. Met andere woorden: ze verliezen koopkracht. Maaltijdcheques zouden daarom net als de lonen aan een automatische indexering moeten onderworpen worden. Om dit volledig representatief voor de maaltijdcheques te kunnen doen, wordt ervoor geopteerd om enkel de evolutie van voeding en niet-alcoholische dranken (COICOP 1 in de index) te gebruiken voor de indexeringen.
Tot slot breekt de ACLVB een lans voor de invoering van een werknemersdividend. Het komt erop neer dat een bedrijf een deel van zijn dividenden voorbehoudt om zijn werknemers een bonus te geven, bovenop de opslag. Tussen 2013 en 2017 zijn de dividenden voor de aandeelhouders met 21,4 procent gestegen. Niet meer dan normaal toch dat de werknemers - die wezenlijk tot die goede resultaten hebben bijgedragen - daar mee van genieten en een gelijkwaardige bonus ontvangen? Zo'n werknemersdividend zou meer garanties inhouden voor de werknemers dan de winstpremie, die de federale regering heeft ingevoerd. Bij die winstpremie is de bedrijfsleiding namelijk vrij om te bepalen of ze die al dan niet toekent en aan wie ze die toekent. Bij het werknemersdividend zouden ondernemingen die een hoger percentage dividenden uitkeren dan de loonnorm, automatisch een evenredig percentage bonus moeten toekennen aan hun werknemers, bovenop het verplicht invullen van de maximaal beschikbare loonmarge. Om te vermijden dat werknemers die dit niet krijgen, getroffen zouden worden, moeten deze en andere bonussen geneutraliseerd worden bij het berekenen van de loonkloof.
Meer info?
Lees het Congresdocument 2018