En in de openbare diensten?
Op deze pagina:
De’ overheid bestaat niet, wél de federale, gewestelijke, gemeenschaps-, provinciale, gemeentelijke overheden die elk hun administratie inrichten volgens de dienstnoden en de dienstverlening aan de burgers, binnen het kader dat hun door de respectievelijke wetgever gegeven is. De meest gekende specificiteit van de openbare ambt is het ‘statuut’. Ter illustratie, de rijksambtenaren, zijn lang onderlegd geweest aan het statuut vastgelegd in 1937 (KB 02.10.1937 houdende het statuut van de Staatsambtenaar) (Camus-statuut); sinds de politiehervorming zijn heel wat wijzigingen te beurt gevallen aan de vroegere rijkswachters en politiemannen. Ondertussen zijn er binnen elk gewest en gemeenschap verschillende richtingen gekozen met elk hun bijzonderheden. Het Vlaams Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest kennen een veelvoud aan Rechtspositieregelingen (RPR) en statuten, van de gewestelijke ambtenaar tot de locale en regionale besturen (LRB) zonder de onderwijsmensen te vergeten die van Gemeenschapsinstellingen afhangen.
Sinds een 20-tal jaar is die maatschappelijke omwenteling gepaard gegaan met de introductie van organisatorische (managements-)technieken die niet zelden hun doeltreffendheid (of niet) bewezen hadden in de privésector. Gewijzigde maatschappelijke maatstaven en politieke wil hebben de drang naar o.a. efficiëntie en de daarmee verbonden competentiemeting voelbaar gemaakt bij de ambtenaren. Door de doorgedreven liberalisering van de economie sinds de jaren ’90 van de XXe eeuw zijn ook een hele reeks parastatale organisaties grondig geëvolueerd. RTT werd Belgacom, BPost, gemeentelijke dienstbedrijven (havenbedrijven, intercommunales, OCMW’s), audiovisuele sector, gas- en elektriciteitdistributie, openbare vervoersmaatschappijen, … maar ook de Nationale Loterij, Delcredere, de culturele sector, spoorwegen, luchtverkeer.
De gesubsidieerde sectoren met een derde betaler hebben ook hun specificiteiten en kunnen niet zomaar grote omwentelingen invoeren in het personeelsbeleid die een financieel impact hebben op de loonmassa die zij beheren. Denken we aan het vrije onderwijs, de sectoren die geld ontvangen van de sociale zekerheid (ziekenhuizen, beschutte werkplaatsen, sociale economie).
Wat zijn de specifieke knelpunten bij functieclassificatie bij openbare diensten?
- Vaste benoeming – graden (binding met diploma’s) zijn, zonder aanpassingen, moeilijk verenigbaar met de logica van de functies (onbekend begrip tot voor kort), functiebeschrijvingen en het waarderen.
- Centraal of decentraal? Bij zeer grote organisaties met een grote geografische spreiding is het dikwijls een dilemma: moet HR-beheer de classificatie vergaand decentraal organiseren of juist de structuur piramidaal en centraal bekijken.
- Statutair – niet-statutair. Er wordt in tijden van chronische bezuinigingen steeds meer een beroep gedaan op contractueel personeel dat niet onder de rechtspositieregeling valt.
- Financiering. De opdrachtgever (operationele directie) zal zelden de betaler van de financiële gevolgen van een gewijzigde ambtenaarslonen. De financierder zal zijn zeg willen hebben.