Het was vorige week weer volop in het nieuws: één op drie alleenstaanden kan verwarming amper betalen, blijkt uit de jaarlijkse barometer energiearmoede van de Koning Boudewijnstichting. Voor één op drie Vlamingen is sparen onmogelijk volgens een ander onderzoek van Test-Aankoop.
En toch pakken een aantal politici maar al te graag uit met realisaties en bijhorend cijfermateriaal om te illustreren dat België er de afgelopen jaren sociaal en economisch sterk op vooruit is gegaan. Vaak worden dan vergelijkingen gemaakt met Europa. Een genuanceerde analyse van de cijfers legt de realiteit bloot: verschillende graadmeters tonen aan dat België het op sociaal en economisch vlak vaak beduidend minder goed doet dan de buurlanden en voor bepaalde indicatoren zelfs onder het Europese gemiddelde zit.
Reële koopkracht: te weinig groei
Zo greep Geert Bourgeois van NVA tijdens de staking van 13 februari terug naar een studie van de KU Leuven die stelt dat de koopkracht van onze gezinnen tussen 2014 en 2020 zal gestegen zijn met 5,2%. De KUL corrigeerde het cijfer ondertussen naar 3,5%. Maar relevanter is dat die studie geen rekening houdt met de duurdere publieke dienstverlening, evenmin met het feit dat de rekening van de tax shift nog moet betaald worden en vooral ook niet met een daling van reële lonen met bijna 2% tijdens de periode 2015-2017 (grootste daling van alle EU-landen!). Bovendien zijn de reële lonen gemiddeld met amper 0,1 % gegroeid zijn tussen 2008 en 2017: slechts 4 EU-landen doen nog slechter. Bovendien blijkt uit cijfers van de Nationale Bank dat de hoeveelheid uitgekeerde dividenden tussen 2013 en 2015 met maar liefst 21,4 % toenamen. Dat ‘inkomen’ gaat vooral naar de reeds goed bedeelden in onze maatschappij.
Armoederisico lager dan EU-gemiddelde maar wel hoger dan buurlanden
De Gini-coëfficiënt is nog zo’n instrument om de armoede in België te verbloemen. Dit is een waardemeter om gelijkheid te peilen, waarbij 0 absolute gelijkheid is en 1 absolute ongelijkheid. Het cijfer van België is met 0,26 beter dan het EU-gemiddelde van 0,30. Toch blijft het armoederisico voor veel mensen op de loer liggen. De Europese indicator van het subjectief armoederisico, door de Europese Unie beschouwd als de belangrijkste indicator in het kader van de EU 2020-doelstellingen op vlak van armoede, geeft aan dat 20,9% van de Belgen een risico op armoede of sociale uitsluiting heeft. Dit ligt iets onder het EU-gemiddelde van 22,4%, maar wel beduidend hoger dan in de buurlanden Duitsland (19%), Frankrijk (17,1%) en Nederland (17%).
De objectieve definitie van armoederisico is een inkomen hebben dat lager ligt dan 60 % van het mediale inkomen. Ook dit cijfer lag met 15,9 % nog hoog in 2017 en er is sprake van een gelijkmatige toename sinds 2014 (van 15,1 % naar 15,9 %).
Als de mensen in de straat dus zeggen dat ze het steeds moeilijker hebben om rond te komen, vertalen wij die stem naar de politiek. Sommige politici kunnen struisvogels blijven kopen om samen de kop in de grond te steken, maar de waarheid zal hen achterhalen.
Mario Coppens
Nationaal Voorzitter Liberale Vakbond