In de federale begroting voor 2017 wordt verwezen naar een mobiliteitsbudget als alternatief voor de bedrijfswagen. Dat zou 100 miljoen euro moeten opleveren.
Vreemd dat de regering dit gevoelig dossier van de bedrijfswagens plots op een drafje wil afhandelen (ze wil een kader uitwerken tegen 2017), waarbij de sociale partners mogelijk buitenspel worden gezet.
Waarover gaat het precies? De werknemer krijgt in het kader van het mobiliteitsbudget cash een bedrag tussen de 300 en 600 euro per maand indien hij zijn salariswagen inlevert.
Klinkt mooi? Toch even verder kijken!
De omzetting van de bedrijfswagen in een nettoloon geeft namelijk een loon waarop nauwelijks RSZ-bijdragen en belastingen worden betaald. Indien bruto gelijkstaat aan netto, kan dit onmogelijk budgetneutraal zijn en heeft dit negatieve gevolgen voor de inkomsten van de staat en de sociale zekerheid. De werknemer bouwt geen rechten op voor zijn pensioen, jaarlijkse vakantie, eindejaarspremie, …
Daarnaast is de kans reëel dat werkgevers dit instrument gaan gebruiken als loonoptimalisatie en op die manier loonsverhogingen zullen toekennen. Hoe zal men de omzettingen in nettoloon controleren? Het is niet ondenkbaar dat een werkgever een deel van het bestaande loonpakket gaat beschouwen als mobiliteitsbudget.
Bovendien benadrukt de ACLVB dat de term 'mobiliteitsbudget' slecht gekozen en misleidend is. De omzetting is immers niet gegarandeerd gekoppeld aan mobiliteit; de werknemer doet met het nettoloon wat hij wil, duurzaam en milieuvriendelijk of niet. Als het gaat om aanzetten tot duurzame mobiliteit, dan is deze maatregel alvast een maat voor niets.
Tot slot zorgt deze regeling voor een uitbreiding van de fiscale koterij (een loon tegen het normale tarief en een tweede loon tegen een nultarief), en creëert ze een dualiteit tussen twee types werknemers: diegenen die nu beschikken over een salariswagen en zij die verstoken blijven van dit fiscaal gunstregime.