De sociale partners zijn tot een unaniem advies gekomen omtrent het mobiliteitsbudget. Het advies wordt nu overgemaakt aan de federale regering, met de bedoeling het regeringsvoorstel bij te sturen. Want dat vertrekt van het zuiver omzetten van de bedrijfswagen in bijkomend nettoloon. Voor zo'n 'cash for cars' bedanken vakbonden en werkgevers.
Centraal in het idee van een mobiliteitsbudget staan het bevorderen van intermodaliteit, waarbij gebruik wordt gemaakt van verschillende vervoerswijzen die op elkaar zijn afgestemd, en van duurzame mobiliteit. Doel is een gedragswijziging teweegbrengen zonder meerkost voor de werkgevers, zonder loonverlies voor de werknemers en zonder negatieve impact op de financiering van de sociale zekerheid en de openbare sector. Als we echt de auto uit de file willen halen, zijn duurzame oplossingen nodig.
In het advies van de sociale partners is uitdrukkelijk sprake van een mobiliteitsbudget dat kan toegekend worden voor de werknemers die nu al een bedrijfswagen hebben, of in aanmerking komen voor dit voordeel van alle aard. Maar misschien kan het mobiliteitsbudget uitgebreid worden naar andere werknemers, indien de loonmarge dat toelaat en als rekening wordt gehouden met de impact op de sociale zekerheid en de fiscaliteit? Tegelijkertijd vragen we dat de regering fiscale en parafiscale maatregelen treft voor een versnelde vergroening van het wagenpark.
Wat en hoe?
Concreet komt het mobiliteitsbudget neer op een jaarlijks budget dat door de werkgever aan de werknemers die beschikken over een bedrijfswagen, kan worden toegekend. De instelling van een mobiliteitsbudget gebeurt ofwel via individuele overeenkomst, ofwel via cao, ofwel via een bedrijfspolicy. Let wel: werknemers kunnen de instap in een mobiliteitsbudget aanvaarden, maar evengoed weigeren. Het mobiliteitsbudget moet hoe dan ook prioritair besteed worden aan verschillende duurzame vervoersmodi. De hoogte van het mobiliteitsbudget zal bepaald worden door de werkgever en komt overeen met de ‘total cost’ van de bedrijfswagens waarop de werknemer recht heeft, dus onder meer de kosten van leasing, eventuele brandstofkosten, beheerskosten, de solidariteitsbijdrage aan de vennootschapsbelasting, …
Naar het advies van de sociale partners kan de werknemer in het kader van het mobiliteitsbudget volledig afstand doen van de bedrijfswagen waarop hij recht heeft, of zijn bedrijfswagen inruilen voor een kleiner en/of duurzamer model of een goedkoper model van wagen. Deze (kleinere) wagen wordt op dezelfde (para)fiscale wijze behandeld.
Restbudget
Het overblijvende deel van het mobiliteitsbudget wordt - na inhouding van belastingen, sociale zekerheidsbijdragen en andere kosten - ter beschikking gesteld aan de werknemer (via een ‘mobiliteitskaart’ of een andere drager). Dit noemt men het restbudget.
Met dat restbudget zou de werknemer verschillende vervoersmodi kunnen betalen of gebruikmaken van duurzame transportdiensten, zoals fietsdeelsystemen, gedeelde transportmiddelen en openbaar vervoer. Op het einde van het jaar zal het niet-gebruikte restbudget gestort worden op de rekening van de werknemer, onder de vorm van een nettobedrag.
Het totaal van het restbudget zal dus onderworpen zijn aan een fiscale en parafiscale inhouding.
Er is overeenstemming om de parafiscale behandeling van dit restbudget zwaarder te belasten dan de bedrijfswagens, maar lichter dan het loonbegrip.
Bovendien wordt er gevraagd dat steeds een deel van het restbudget besteed zal worden aan duurzame vervoersmodi. Gebeurt dit niet (bijvoorbeeld iemand wacht gedurende één jaar om het restbudget volledig te laten uitbetalen), dan zou dit restbudget op eenzelfde manier belast worden als brutoloon, rekening houdend met de reeds gedane parafiscale afhoudingen.
De sociale partners dringen er ook op aan dat bij de invoering van het mobiliteitsbudget anti-misbruikmaatregelen worden ingebouwd. We vragen aan de fiscus en de RSZ om een aantal uitvoerbare en controleerbare regels te voorzien om misbruiken tegen te gaan, en hebben al enige voorstellen daaromtrent.
Het advies wordt nu dus overgemaakt aan de regering. Naar verluidt zou ze halfweg mei met een antwoord naar buiten komen. De ACLVB gaat ervan uit dat het uitgebalanceerd advies van vakbonden en werkgeversorganisaties wordt geëerbiedigd.